Sports Leadership programme

‘Kijk niet weg, maar sta voor je principes’

9 Dec 2021 10:00

Het is ondoenlijk om alle functies van Rita van Driel in één alinea te proppen. Een kleine greep: bestuurslid bij het Internationaal Paralympisch Comité, voorzitter van de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ en, sinds kort, adviseur sociale veiligheid bij de triatlonbond (NTB). Maar bovenal is zij een voorvechter van de thema’s diversiteit en inclusie. Daarover sprak zij onlangs als gastdocent bij de module ‘Sports & Social Impact’ van het Sports Leadership Programme.

Rita, spelen diversiteit en inclusie de laatste tijd een grotere rol in de sport of horen we er alleen meer over?

‘Allebei, zou ik zeggen. De laatste jaren hebben deze onderwerpen gelukkig meer aandacht gekregen. In de maatschappij en daarmee ook in de sport. Er is een golf ontstaan waarin meerdere groepen voor hun belangen opkwamen. Denk aan Black Lives Matters of de MeToo-beweging. Daarin werd in feite gezegd: ik vind het niet oké zoals er met mij wordt omgesprongen. Er is maatschappelijk een bewustwording ontstaan. Dit gebeurt echt. Het is niet een eenling die dit zegt. Het is een trend. Sportorganisaties hebben ook door dat ‘ze er iets mee moeten met die onderwerpen’.’

Dat realiseren is één ding…

‘Maar er iets mee doen is iets anders. Ja, dat klopt. Helaas. Ik wil niet alle sportorganisaties over een kam scheren. Dat is oneerlijk. Maar over het algemeen vindt de sportwereld dit een lastig fenomeen. Want als je mensen met een andere taal, een handicap, een andere geaardheid of met minder geld wil laten meedoen, dan moet je je misschien wel wat aanpassen. Een investering doen, waardoor bijvoorbeeld je sportschool rolstoeltoegankelijk wordt. Maar ja. Dat kost wel tijd en geld.’

Hoeveel mensen komen niet in beweging, omdat ze zich – op welke manier dan ook – niet thuis voelen op een sportlocatie?

‘Er zijn twee miljoen mensen in Nederland die wel willen sporten, maar het nog niet doen. Dat is al veel. Veel te veel, als het je mij vraagt. Daarvan voelen 700.000 mensen zich niet welkom in de sport. Dat zijn dus mensen die geen aanbod vinden dat bij hen past. Pijnlijke cijfers, die ook ontstaan door het gebrek aan gastvrijheid van sportaanbieders.’

Want die vinden dat vaak dus lastig?

‘Terwijl dat het echt niet hoeft te zijn. Een voorbeeld: ik ken iemand in een rolstoel, die graag wilde judoën. De vereniging in zijn woonplaats was daar eigenlijk helemaal niet op ingericht. Maar als ze weten dat deze man komt trainen, zorgen ze dat er een plank klaar ligt, zodat-ie naar binnen kan. Zo kan je met een kleine aanpassing iemand wél toelaten op je club, in plaats van dat je meteen denkt: dit vind ik ingewikkeld. Oei, die rolstoel. Daar heb ik geen ervaring mee. Laten we dat maar niet doen. Kijk, op een club wil iedereen zich thuis voelen. Het gaat dus ook echt niet alleen om die aanpassingen in het gebouw of de aanwezigheid van een gehandicaptentoilet. Denk niet alleen om gehandicapten of chronisch zieken, maar ook over mensen met bijvoorbeeld een niet-Nederlandse achtergrond. Het gaat vooral om de houding van de sportorganisatie. Als de trainer of de mevrouw van de receptie een hork is, dan haak je ook snel af.’

Hoe kan je als bestuurder zorgen dat je club inclusiever wordt, zonder dat de hele spaarpot eraan gaat?

‘Begin heel simpel met vragen stellen aan jezelf. Dat kost niets, levert wel een hoop op. Nadenken, bewust worden, praten. Verdiep je erin. Sluit je, al dan niet bewust, mensen buiten? Of nog gemakkelijker: is jouw bestuur een goede afspiegeling van je leden? Als onderdeel van de campagne ‘Wees welkom in de sport’, hebben we een inclusiecheck gemaakt. Tien vragen, die je een spiegel voor kunnen houden. Wie heeft het voor het zeggen op de club? Hoe vernieuwend ben je? En hoe ga je om met verschillende waarden? Het mooie vind ik, dat bestuurders bijna altijd moeite willen doen om hun club vooruit te helpen. Het steeds belangrijker vinden om een organisatie te zijn die midden in de maatschappij staat. Dat kan dus al op een - letterlijk en figuurlijk – laagdrempelige manier. Vraag simpel eens aan een nieuw lid: wat brengt jou hier? Stel jezelf open en verdiep je in wie er bij jouw club voor de deur staat.’

Er zijn dit jaar veel berichten over misstanden in de topsport naar buiten gekomen. Heeft dat volgens jou ook te maken met die maatschappelijke bewegingen, die we hierboven bespraken?

‘Zeker. Ook sporters kijken naar zichzelf en denken dan eerder ‘vind ik dit oké’? Die vraag is waarschijnlijker vaker gesteld sinds de opkomst van die bewegingen. Ook als dit wat langer speelt, zoals dat in de turnwereld bleek te zijn. Dat zo’n schandaal naar buiten komt, kan ook anderen juist weer helpen. Die denken dan: shit, ik heb dat ook. Maar ik onderdrukte dat gevoel. Misschien ben ik toch niet de enige. Het zou mij niets verbazen als de komende tijd nog meer van dit soort misstanden naar buiten komen. Er is aandacht voor het onderwerp en dat is heel goed. Daardoor voelt men zich veiliger om erover te praten. Ook in de topsport.’

Waar het behalen van de medailles voorop staan.

‘Maar waar we ook met mensen te maken hebben. Als jij een van de besten in je sport bent, maar een slechte relatie met je bondscoach hebt, heb je een groot probleem. Je kunt veranderen van club, maar – in de meeste gevallen – niet van land. Dus ook in de topsport moeten coaches en bonden goed voor hun sporters zorgen en leren omgaan met diversiteit. Aandacht hebben voor hun welzijn, zodat ieder het beste uit zichzelf kan halen. Het is helaas duidelijk geworden dat dit wel eens wordt vergeten. Je kan je soms afvragen ten koste waarvan je een medaille wil halen. Kijk naar turnster Simone Biles en tennisster Naomi Osaka. Internationale grootheden. De top van de wereld. Zij stelden zich kwetsbaar op door over hun mentale problemen te praten en waren een voorbeeld voor anderen. Het zijn geen watjes, maar topsporters die ook maar mensen zijn.’

Je bent inmiddels twaalf jaar bestuurslid bij het Internationaal Paralympisch Comité. Welke les is daarin het meest waardevol geweest?

‘Dat je moet handelen en niet moet wegkijken. Als je ergens geen goed gevoel bij hebt, ga erachteraan, zoek het uit en sta voor je principes. Ik denk dan meteen aan de aanloop naar de Paralympische Spelen van Rio, in 2016. We hebben toen als IPC besloten om Rusland te weren van onze Spelen, omdat bleek dat ook zij deel uitmaakten van een antidopingsysteem dat absoluut niet deugde. In tegenstelling tot het Internationaal Olympisch Comité konden wij wél actie ondernemen.’

Dat zeg je met trots.

‘Dat ben ik ook op onze standvastigheid en moed. Maar makkelijk was het niet. Ik stond volledig achter het besluit om Rusland niet mee te laten doen aan de Spelen, maar had ook te maken met Russische bestuurders die ik al jaren – nog uit hun tijd als sporter – kende. Die sentimenten moet je op zo’n moment parkeren. We streden immers voor een hoger, belangrijker doel. Een eerlijke sport.’

Hoe zie jij de toekomst op het gebied van diversiteit en inclusie?

‘In een ideale wereld is dat geen onderwerp meer, maar een vanzelfsprekendheid. Diversiteit is een feit, dat gaat niet meer veranderen. Om inclusie te bereiken moeten we met z’n allen hard werken. Ik verwacht dat er steeds meer deuren opengaan, maar er is ook nog veel ruimte voor verbetering in het scheppen van mogelijkheden om sporten voor iedereen leuk te maken. Het belangrijkste is dat we als sportorganisaties steeds bewuster worden van ons gedrag op dit vlak. Dat is, vergeleken met een aantal jaar geleden, al een enorme winst.’

Tot slot. Wat mogen bestuurders in de sport nooit vergeten, wat jou betreft?

‘Dat iedereen ertoe doet. Neem de moeite om je in iemand te verdiepen en kijk hoe je het sportplezier van diegene kan vergroten.’

Rita van Driel is gastdocent van het Sports Leadership Programme en sprak onlangs bij de module 'Sports & Social Impact' over de thema's diversiteit en inclusie.